Þingvellir

Logo van Þingvellir

Sinds 1928 is Þingvellir (Þjóðgarðurinn á Þingvöllum) één van de nationale parken van IJsland. Het is historisch gezien de belangrijkste plek in IJsland. Hier was het waar meer dan 1080 jaar geleden voor het eerst het Alþing (het eerste parlement ter wereld) bijeen kwam. Tevens is Þingvellir (parlementslaagvlakte) de plek waar duidelijk zichtbaar is dat de tektonische platen waar Europa en Amerika op liggen uit elkaar bewegen. Þingvellir ligt op ongeveer 50 kilometer ten noordoosten van Reykjavík en ligt in de gemeente Bláskógabyggð in het district Arnessysla. Sinds 2004 staat het nationale park Þingvellir op de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Geologie

Vandaag de dag is Þingvellir vooral een prachtig natuurgebied. Het park meet 6 bij 40 kilometer (9270 hectare) en wordt in het oosten en westen begrensd door diepe kloven. In het zuiden ligt het meer Þingvallavatn. De vlakte die het park vormt is ontstaan doordat de Noord-Amerikaanse tektonische plaat en de Euraziatische plaat hier op de Midden-Atlantische Rug met een snelheid van ongeveer 2 á 2,5 centimeter per jaar op de vloeibare aardkern uit elkaar drijven (6 tot 29 mm per jaar richting het noordwesten, 6 tot 20 mm per jaar richting het zuidoosten). Hier loopt de geologische grens tussen Noord-Amerika en Europa. De breuklijn die de scheiding markeert loopt duizenden kilometers door over de bodem van de oceaan. Het park behoort in feite aan geen van de continenten toe en zakt met ongeveer een centimeter per eeuw weg. Daardoor zijn langs de randen van het park spectaculaire breukvlakken ontstaan. Het is de enige plek ter wereld waar het mogelijk is rond te lopen op een vlak dat feitelijk aan geen van de continenten toebehoort. Hoewel de echte actie op ongeveer 10 tot 15 kilometer onder aarde plaatsvindt, is nergens ter wereld is duidelijker waarneembaar dat de tektonische platen uit elkaar bewegen. Het park kent lavavelden, watervallen, beekjes, struiken en grasland. Het meest bezochte deel van het park was bovendien erg belangrijk in de geschiedenis van IJsland.

Geschiedenis

Nadat het Noorse stamhoofd Ingólfur Arnarson zich rond het jaar 874 als eerste permanent vestigde op IJsland, ontstonden er steeds meer nederzettingen langs de kust van het land. Er ontstond behoefte aan een volksraad, waar afspraken werden gemaakt over gezamenlijke wetten. Een man, die Ulfljötr werd genoemd, bracht wetten van Noorwegen naar IJsland. De eerste wetten op IJsland werden daarom Ulfljöts' wet genoemd. Ze waren gebaseerd op de wetten afkomstig uit het Westen van Noorwegen (de Gulathingwet). Ulfljötr stuurde zijn adoptiebroer Grímr Geitskör op pad om te zoeken naar een plek waar de stamhoofden en hun gemeenschappen samen konden komen. Hij koos voor Þingvellir, omdat het relatief gemakkelijk te bereizen was vanuit de dichtst bevolkte regio's van het land. Vanuit het oostelijkste punt van IJsland was het in 'slechts' 17 dagen te bereizen. Bovendien was de locatie vrij beschikbaar, omdat de eigenaar van het district (dat Bláskógar werd genoemd) in dezelfde periode veroordeeld werd voor moord en hij derhalve zijn land verloor. Daarnaast bood het terrein enige natuurlijke voordelen voor het instellen van een volksraad. Zodoende werd besloten dat Þingvellir de bakermat moest worden van de IJslandse maatschappij.

De volksraad werd het Alþing genoemd en de vergadering kwam voor het eerst bij elkaar in de open lucht langs de westoever van de rivier Öxará in het jaar 930. In het Alþing kwamen 39 herenboeren (Goðar) bij elkaar voor de wetgevende vergadering (Lógrétta). De vergadering was openbaar en de herenboeren kozen gezamenlijk om de drie jaar een voorzitter. Hij werd de wetspreker genoemd. De eerste wetspreker was Ulfljötr. Rond het jaar 965 werd IJsland in vier regio's verdeeld. Elke regio kreeg een rechtbank die 36 leden (fjórðungsdómur) telde.

Na de vergadering werden alle wetten door de wetspreker aan het volk opgelezen vanaf de Lögberg (de wetsrots). De wetten werden tot 1118 niet opgeschreven. De wetspreker werd geacht alles uit zijn hoofd te vertellen vanaf de platte steen. De toehoorders verzamelden zich langs de kloofwand in de Allmannagjá (mannenkloof), die hen enigszins beschutting bood en over een prima akoestiek beschikt, waardoor wel tienduizend mensen gelijktijdig naar de wetspreker konden luisteren. De plek van de lögberg wordt tegenwoordig overigens gemarkeerd met een inscriptie.

Behalve de volksvergadering kwam ook een groot deel van de gewone burgers van IJsland elk jaar naar Þingvellir. In sommige jaren bestond de opkomst uit 60.000 mensen. Het was in feite een twee weken durende jaarmarkt die halverwege het kalenderjaar gehouden werd. De locatie leende zich hier prima voor, vanwege de grote voorraad zoetwater en vis in het meer Þingvallavatn. Er werd gehandeld, gefeest, gesport, mensen trouwden er en (sterke) verhalen werden uitgewisseld. Maar er werd ook recht gesproken en veroordeelden werden er terechtgesteld.

In het meertje Drekkingarhylur, vlak onder de waterval Öxarárfoss, werden vrouwen verdronken die bijvoorbeeld overspel hadden gepleegd. Mannen werden opgehangen bij de rots Gálgaklettur als ze gestolen hadden of iemand hadden vermoord. Door het gebrek aan bomen, werd een balk over de kloof gelegd om hout te besparen. In de kloof Brennugjá werden in de zeventiende eeuw 25 vermeende heksen (vooral mannen) verbrand. Dit gebeurde op kreupelhout, waar ook al een gebrek aan bestond. Dan is er nog de Höggstokkseyri, de slachtzandbank, waar de vreselijkste vonnissen werden voltrokken. Hoewel deze plaatsen al lang niet meer voor deze gruwelijke zaken gebruikt worden, werd de doodstraf in IJsland gelukkig in 1928 afgeschaft.

De macht van het Alþing nam na tussen het jaar 1262 en 1264 af. De Denen grepen toen de macht en schreven het volk de wetten voor. Toch bleef het Alþing tot het jaar 1798 bij elkaar komen als soort rechtbank. Daarna groeide het park uit tot een nationaal symbool. Grote feestdagen, zoals de elfhonderdste verjaardag van IJsland in 1974, werden uitbundig gevierd. Op nationale feestdagen komen veel IJslanders naar Þingvellir.

Huidige situatie

Hoewel het park wonderschoon is en er prachtige wandelingen zijn te maken, trekt de plek rondom waar het Alþing bij elkaar kwam tegenwoordig de meeste bezoekers. Grofweg bestaat dit stuk van het park uit een deel beneden de kloof en een deel bovenop de kloof. Bij binnenkomst vanaf de parkeerplaats in het benedendeel heb je uitzicht op de kloof. Aan de rechterzijde van de kloof stort de waterval Öxarárfoss in de Öxará-rivier zich 20 meter naar beneden. Mooi fotomoment is het beekje (Penningagjá), waar munten in het water worden gegooid. Je mag hier een wens doen als je een muntje kunt volgen tot het de bodem bereikt. Bij de vlaggenmast verderop ligt de Lögberg, waarvandaan de wetten werden voorgelezen. De toehoorders bevonden zich in de kloof daarachter.

Aan de bovenzijde van de kloof bevindt zich een bezoekerscentrum. Tevens is er een platform vanwaar bezoekers van een fraai uitzicht over het park en het meer kunnen genieten. In het park bevindt zich ook een hotel-restaurant.

De kerk

Opvallend in het park aanwezig zijn een wit kerkje (Þingvallakirkja) en een rijtje witte huizen (Þingvallabær). De eerste staatskerk werd iets verder richting het meer gebouwd rond het jaar 1016, met behulp van een vracht hout die door de Noorse koning Olaf Haraldsson naar IJsland werd gestuurd, nadat IJsland het Christendom adopteerde. In die tijd waren er reeds turfkerkjes aanwezig in het land, maar deze kerk werd gebouwd in Noorse stijl. In het jaar 1118 brandde de kerk af. De witte kerk die er nu staat, werd in 1859 gebouwd. De toren dateert uit 1907. Het interieur van de kerk is niet erg fraai, maar toch interessant. De witte huizen die verderop staan, vormden vroeger de pastorie van de kerk, maar worden momenteel bewoond door de parkopzichters. Er is tevens een optrekje voor de premier van het land. Tegenover de kerk ligt een nationale begraafplaats. Hier liggen bijvoorbeeld de beroemde dichters Einar Benediktsson (1864 - 1940) en Jonás Hallgrímsson (1807 - 1845) begraven. Alhoewel, die laatste ligt er helemaal niet! Per abuis werd in 1946 namelijk vanaf een begraafplaats in Kopenhagen het verkeerde lichaam naar IJsland gestuurd om te worden herbegraven. In het graf van Jonás Hallgrímsson ligt daardoor in werkelijkheid een onbekende Deense bakker. En dan ligt dat arme bakkertje daar nog niet eens rustig, want op het graf werd al eens een naaktreportage geschoten en een helikopterpiloot zag het eens aan voor een heliport.

Leeuwarder Courant 10-07-1970

Vlak bij de pastorie stond tot 1970 een huis dat werd gebouwd in opdracht van de Deense koning, in de tijd IJsland nog Deens grondgebied was. Het pand werd door de IJslandse regering gebruikt als zomerhuis, totdat het op 10 juli 1970 rond 01:30uur in de ochtend in brand vloog. Vijf Nederlandse studenten hebben nog gepoogd de deuren te forceren. Zij dachten echter dat het pand leegstond. Na terugkeer in hun hotel rapporteerden ze de brand aan het personeel, maar toen was het al te laat. De toenmalig premier van IJsland, Bjarni Benediktsson (1908 – 1970), zijn vrouw Sigríði Björnsdóttur (1919 – 1970) en vierjarige kleinzoon (Benedikt Vilmundarson) kwamen tijdens de brand om het leven. Alleen een in juni 1971 onthuld gedenkteken herinnert nog aan de rampzalige brand.

Þingvallavatn

Þingvallavatn (Þingvellir-meer) is het meer dat het park aan de zuidzijde afsluit. Met een oppervlakte van 84 vierkante kilometer is het het grootste meer van IJsland. Het buitengewoon heldere en koude water in het meer is afkomstig uit verschillende waterbronnen en uit enkele kleine riviertjes, zoals de Öxará (Bijlrivier), welke door het park loopt. Het water verlaat het meer via de rivier Sogið (De slurper). Er bevinden zich twee eilanden in het meer; Sandey en Nesjaey. Dit zijn in feite de kraters van uitgestorven vulkanen. In het Þingvallavatn is veel vis aanwezig. Er zit bijvoorbeeld veel beekforel (urriðinn). Daarnaast vormt het de biotoop van de endemische plantenetende zalmsoort murta.

Behalve dat het meer prachtig oogt van boven water, vormt het ook een aantrekkelijke bestemming voor sportduikers. Het spleetvormig eruptiekanaal onder het wateroppervlak aan de noordzijde van het meer, genaamd Silfra, is een beroemde bestemming voor duikers. Naar het schijnt is het eruptiekanaal gevuld met het helderste water ter wereld. In het kraakheldere water is mogelijk 150 tot 300 meter ver te kijken. Dit is dermate helder dat duikers soms hoogtevrees krijgen wanneer ze tijdens hun eerste duik naar beneden het diepe eruptiekanaal in kijken. Het water op deze locatie is smeltwater afkomstig van een gletsjer en heeft het gehele jaar door een temperatuur van 3℃. Speciale duikuitrusting is dus noodzakelijk om hier te kunnen duiken.

Wandelen

Op de laagvlakte ten oosten van Þingvellir en ten noorden van het Þingvallavatn zijn verschillenden wandelroutes uitgezet. Langs de noordkant van het meer kan bijvoorbeeld mooi gewandeld worden nabij resten van de boerderij Vatnskot. De bewoners van deze boerderij leefden van de vangst van forel uit het meer. Toen zij in 1966 de boerderij verlieten, bleef er niemand in het gebied achter die er permanent leefde. Bij Vatnskot is ook een prachtige camping te vinden, die bereikbaar is via weg 361. In het gebied ten noorden van de 361 liggen verschillende mooie wandelpaden. De meeste van deze paden leiden, als spaken in een wiel, naar de ruïnes van de centraal op de vlakte gelegen in 1936 verlaten boerderij Skógarkot. Andere paden leiden naar andere verlaten boerderijen, zoals Hrauntun (verlaten in 1934) in het noorden. De omgeving bestaat hier vooral uit met mos bedekte rotsformaties en lage struiken. Vooral voor mensen die van rust houden, is het wandelen op de laagvlakte een aanrader.

Bereikbaarheid

Þingvellir is vanuit Reykjavík eenvoudig te bereiken met de auto. De snelste route gaat vanuit Reykjavík via de snelweg 1 in noordoostelijke richting. Na de plaats Mosfellsbær wordt afgeslagen naar de hoofdweg 36, Þingvallavegur. Deze weg leidt rechtstreeks naar het park.

terug naar boven



 


Foto's

Beekje nabij Þingvellir
Plattegrond van Þingvellir